De Schrijver van de Kameleon: Hotze de Roos
De bedenker van de beroemdste tweeling van Nederland, Hielke en Sietse Klinkhamer en hun boot de Kameleon, was een Friese timmerman. Hij woonde in Krommenie, een klein plaatsje in Noord-Holland, waar hij werk had gevonden. Daar, in de voorkamer van zijn kleine huis, schreef hij meer dan veertig jaar lang, met een groot schrift op de knieën, de avonturen van Hielke en Sietse, de tweeling van de dorpssmid die met hun boot van alles beleven. Zestig Kameleon-boeken schreef Hotze de Roos in totaal, van 1948 tot zijn dood in 1991
''De jongens Klinkhamer zijn me zo vertrouwd geworden, als waren het mijn eigen kinderen,'' zei De Roos in 1970. Hij had toen ongeveer dertig Kameleon-boeken geschreven. En allemaal in zijn vrije tijd, 's avonds na het werk of in het weekeinde, want De Roos is tot zijn pensioen blijven werken als meester-timmerman in een grote fabriek in Krommenie
Hotze de Roos was al bijna veertig jaar oud toen hij zijn eerste Kameleon-boek schreef. Hij deed dat vlak na de Tweede-Wereldoorlog, in 1946 & 1947. Toen hij zijn boek af had, ging hij ermee op de fiets naar Uitgeverij Kluitman in Alkmaar. Die gaven de boeken van Pietje Bell en Dik Trom uit en die had Hotze als kind met veel plezier gelezen. Het boek dat hij in een schrift vol hanepoten had geschreven, had hij ''De Tweeling van de Dorpssmid'' genoemd.
Het manuscript ging over twee zonen van een Friese dorpssmid die dolgraag wilden varen op het meer bij hun dorp. Uiteindelijk kregen ze een oud bootje met een automotor erin: de Kameleon. De titel moest anders, vond de uitgever, maar het boek wilden ze graag uitgeven. En zo verscheen deel één: 'De schippers van de Kameleon.' Dat was het begin van de beroemde Kameleon-serie. De Roos schreef door en, jaar in en uit, lazen steeds meer kinderen zijn boeken. In totaal zijn er bijna 15 miljoen Kameleon-boeken verkocht. Dat maakt De Roos tot de best verkochte Nederlandse kinderboekenschrijver ooit.
Wie was die schrijvende timmerman, die niet graag op de voorgrond trad, die bijna geen interviews gaf? Hotze de Roos is geboren in 1909 in het Friese boerendorpje Langezwaag. Zijn vader was daar aannemer.
Sommige van de boerenschuren en huizen die hij bouwde, zoals het geboortehuis van Hotze, staan er nog altijd. Hotze's moeder Jeltje was een dochter van een welgestelde Friese boer. Zij kon goed brieven schrijven - vandaar dat Hotze de Roos later altijd tegen zijn jongere broertje Gerrit zei, dat hij zijn schrijftalent van zijn moeder had.
Sommige van de boerenschuren en huizen die hij bouwde, zoals het geboortehuis van Hotze, staan er nog altijd. Hotze's moeder Jeltje was een dochter van een welgestelde Friese boer. Zij kon goed brieven schrijven - vandaar dat Hotze de Roos later altijd tegen zijn jongere broertje Gerrit zei, dat hij zijn schrijftalent van zijn moeder had.
Naast Hotze's huis, waar hij met twee zussen en twee broertjes woonde, stond de timmerwerkplaats van zijn vader. Daar speelde hij als zes, zevenjarige veel met een ongeveer even oud overbuurjongetje, Jan Houwman. Jan was de zoon van dorpssmid Houwman. De smederij en het woonhuis stonden schuin tegenover Hotze's huis. Hotze en Jan speelden vaak samen in de smederij. Ze keken hun ogen uit als een paard nieuwe hoefijzers kreeg en het hete ijzer sissend in de koelbak gedoopt werd. Kattekwaad uithalen en slootje springen deden Jan en Hotze veel samen. Maar echt varen op een Fries meer helaas niet: er was geen meer in de buurt van Langezwaag. Dat lag kilometers verderop, bij Grouw, waar Hotze's familie een oom had met een zeilboot. En daar ging hij soms varen met familie. Zo kreeg hij de smaak voor het varen te pakken.
Zelf heeft Hotze de Roos nooit een boot gehad. 'Toen ik klein was, was er geen geld voor. En later, in de jaren vijftig, kon ik het iet betalen. Als kind stond ik vaak jaloers aan de waterkant te kijken naar andere kinderen die wel een boot hadden. Ik heb wel eens gedacht dat ik Hielke en Sietse de avonturen liet beleven die ikzelf graag had willen meemaken,' vertelde hij vlak voor zijn dood in 1991 aan de krant NRC Handelsblad.
In de Kameleon-boeken gebruikte Hotze dus zijn herinneringen aan zijn jeugd in Friesland. Tijdens zijn schooltijd, in het dorpje Gorredijk, vlak bij Langezwaag, zag Hotze het oermodel van de Kameleon voorbijvaren. Zijn schoolvriendje van toen, Jelmer van der Schaaf, herinnert zich dat nog. Als Hotze en hij van en naar school slenterden, bleven ze graag staan kijken bij drukte van de sluis. Dat was vlak na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en veel van de turfschepen die toen voorbijkwamen, voeren nog met zeilen. Een motor hadden ze nog niet. Maar je had ook schepen die door kleine bootjes met een motor erin voortgeduwd werden. Opduwertjes werden die genoemd. ''Het waren vaak kleine bootjes met een motor, een oude automotor meestal, vaak een van een T-Ford,'' herinnert Jelmer zich. En dat is precies zo'n bootje dat Hielke en Sietse in het eerste boek van een turfschipper krijgen: een opduwer.
Na de lager school hoefde Hotze de Roos niet meteen bij zijn vader in het bedrijf te gaan werken. Hij mocht een vak gaan leren: timmerman. Hij ging naar de ambachtsschool in Drachten. Hij viel op doordat hij zulke mooie opstellen schrijven kon.Maar toen hij klaar was met school moest hij wel gaan werken bij zijn vader in de aannemerij. Het waren arme tijden die dagen, zeker in Friesland. Er was steeds minder werk. Vandaar dat Hotze en zijn broer Gerrit in de zomer van 1932 naar het werklozenkamp gingen in het Friese Bakkeveen. Daar kreeg je eten en hielp je mee aan het opbouwen van een soort werklozenschool: de Volkshogeschool.
Je kreeg er ook les over van alles, geschiedenis, politiek, van echte professoren. Hotze en Gerrit vonden het daar geweldig en ze staken er veel van op. Hotze schreef toneelstukjes en stukjes in de kampkrant. De leider van de volkshogeschool, dr. De Vries Reilingh en dr. Van de Wielen waren enthousiast over zijn schrijfkunst. Daar moest hij mee doorgaan, zeiden ze tegen hem.
Maar eerst moest er gewerkt worden om brood te verdienen. In Friesland was dat niet mogelijk, dus verguisde Hotze in 1934 naar Krommenie waar hij als timmerman in een groot zeilweverij kon beginnen. Hij haalde ook zijn liefje naar Krommenie, Wiebrigje Krikke en in 1937 trouwden ze. Ze gingen wonen in een klein huisje aan de Lijnbaan 54 in Krommenie, waar Hotze alle Kameleon-boeken schreef en tot zijn dood bleef wonen.
|
|
Het water van het Alkmaarder meer, waar hij wel ging zeilen, en de omgeving van Krommenie zorgen voor extra inspiratie. Zo woont één van de vriendjes van Hielke en Sietse, Kees, met zijn ouders in een molen aan het meer, die De Woudaap heet. Vlakbij Krommenie staat zo'n molen, weliswaar niet aan het meer, maar de molen heet De Woudaap. De naam Klinkhamer komt waarschijnlijk ook uit Krommenie: in de jaren dertig woonde er een schipper die Klinkhamer heette: een perfecte naam voor een smid.
De Roos gebruikte veel grappen en voorvallen van zijn werk bij de weverij in de boeken van de Kameleon. Zeker toen de serie langzaam aan succes begon te krijgen, had hij een grote hoeveelheid grappen nodig, vooral voor de vrolijke boerenknecht Gerben.
De Roos' collega's uit die tijd herinnerden zich dat hij altijd met een opschrijfboekje in zijn overall rondliep. Als iemand een leuke grap vertelde, krabbelde hij dat snel op. Later lazen ze zo'n grap dan in een Kameleon-avontuur terug.
Eigenlijk heeft De Roos het tot zijn dood volgehouden om door te schrijven aan de Kameleon-serie. In de jaren zeventig en tachtig schreef hij wel twee delen per jaar. Zijn zestigste boek 'De Kameleon maakt het helemaal' was zo goed als af toen hij in 1991 overleed. Hij vond het wel steeds moeilijker om na zijn pensioen boeken te schrijven. Hij kon op zijn werk geen grappen voor Gerben meer verzamelen. Hij vind het ook moeilijk om als man van 80 bij de tijd te blijven, vertelde hij in het NRC-interview vlak voor zijn dood. 'Sommige ontwikkelingen in de maatschappij spreken mij helemaal niet meer aan, moet ik eerlijk bekennen. Mijn vrouw en ik hebben geen kinderen, waardoor het directe contact met de jeugd soms moeilijk is.'